Juridische innovatie

Artikel
Laura Burgers, Kinanya Pijl
Menno Grootveld
Ongeveer 55 minuten

Collectief eigendom en vertegenwoordiging in een duurzame stad
De potentie van de Community Land Trust en het zoöp-model

1 - Inleiding
De vraag is niet langer óf we moeten overstappen op een ecologisch duurzame manier van leven, de vraag is hoe. Het huidige kapitalisme is duidelijk niet duurzaam. Het is algemeen aanvaard dat de economie circulair moet worden, zodat onze samenlevingen ecologisch duurzaam gaan functioneren, en dat de transitie moet plaatsvinden op een sociaal rechtvaardige manier.(1) Katharina Pistor heeft er in haar baanbrekende boek The Code of Capital op gewezen dat onze huidige vorm van kapitalisme mogelijk wordt gemaakt door het privaatrecht, dat bepaalde activa selectief ‘codeert’, zodat ze particuliere rijkdom kunnen beschermen en produceren.(2) Met de juiste juridische codering kan elk object, elke vordering of elk idee worden omgezet in kapitaal, waardoor de mogelijkheid om rijkdom te creëren voor de bezitters ervan toeneemt. De juridische codering beschermt de eigenaar van het bezit en geeft zijn rijkdom een lange levensduur, wat de weg vrijmaakt voor voortdurende ongelijkheid.(3)

Belangrijk is dus dat kapitaal gecodeerd is in privaatrechtelijke instituties, waaronder het eigendomsrecht, het vennootschapsrecht en het contractenrecht. Dit zijn de juridische modules die cruciale juridische eigenschappen verlenen aan de geselecteerde activa, waardoor de eigenaren een relatief voordeel hebben ten opzichte van anderen bij het creëren van nieuwe en het beschermen van oude rijkdom.(4) Kapitaal dankt zijn macht aan het recht, en wordt gesteund en gehandhaafd door de staat. Zoals Pistor opmerkt, wordt het recht vaak behandeld als een bijzaak, terwijl het in feite de stof is waaruit het kapitaal is gesneden. Cruciaal is dat dit betekent dat het recht ook een potentiële plek voor verandering is. De vraag hoe we tot een ecologisch duurzame manier van leven kunnen komen, kan dus heel goed worden beantwoord door te onderzoeken hoe het privaatrecht kan worden veranderd.


 

Het recht kan worden veranderd door de wetgever, maar juridische concepten kunnen ook nieuwe betekenissen krijgen door veranderende manieren van kijken in de samenleving, wat zich kan vertalen in vernieuwde (juridische) interpretaties of toepassingen van bestaand recht.(5) Ons onderzoek naar twee juridische innovaties – de Community Land Trust (CLT) en het zoöp-model – laat inderdaad zien hoe weinig verandering van de juridische hardware van de samenleving feitelijk nodig is voor zinvolle juridische verandering ten dienste van duurzaamheid in de stad en daarbuiten. Waar de CLT de rentmeesterfunctie van eigendomsrechten heroverweegt, transformeert het zoöp-model bestuursstructuren zo dat die rekening houden met belangen van niet-mensen, en beide doen dat zonder te wachten op een wetswijziging door de wetgever. Wij hebben deze twee juridische innovaties als casestudies gekozen omdat beide in Nederland aan populariteit winnen maar onvoldoende zijn bestudeerd, terwijl ze veelbelovend lijken om de huidige opvattingen over de juridische modules van eigendom en vertegenwoordiging bottom-up ten dienste van duurzame steden te veranderen.
 In dit artikel evalueren we de potentie en de beperkingen van deze twee juridische innovaties voor de transitie naar sociaal rechtvaardige en ecologisch duurzame steden. Als analytisch kader maken wij gebruik van het donutmodel dat is ontwikkeld door de Britse econome Kate Raworth. De stad Amsterdam baseert zich in haar Circulaire Strategie 2020-2025 namelijk op de Amsterdam City Doughnut, die zij samen met Kate Raworth en haar team heeft ontworpen. Het feit dat de Amsterdamse beleidsmakers de Doughnut als basis voor hun strategie hebben genomen, toont aan dat zij geloven dat die een kompas voor menselijke vooruitgang kan zijn. We bestuderen de CLT- en zoöp-modellen dus specifiek in Amsterdam omdat ons gekozen analytische kader daar democratische legitimiteit geniet. De bevindingen zijn echter relevant voor elke gemeenschap – stad, dorp of buurt – die een inclusief en duurzaam ontwerp van haar leefomgeving nastreeft.
 Het donutmodel verbeeldt een economie waarin gemeenschappen en bedrijven bijdragen aan de economische ontwikkeling, met inachtneming van de grenzen van de planeet.(6) De donut biedt een speelse benadering van de uitdaging van de mensheid in de eenentwintigste eeuw: het voorzien in de behoeften van alle mensen (het ‘sociale fundament’) binnen de middelen van de planeet (het ‘ecologische plafond’) (figuur 1).
 De kracht van dit model is dat het de dimensies van sociale rechtvaardigheid en ecologische duurzaamheid vat in een eenvoudige – en smakelijke – metafoor. In het huidige tijdperk van het Antropoceen is het van vitaal belang deze sociale en ecologische dimensies samen te voegen in één alomvattend beeld – het begrip Antropoceen suggereert immers dat de mens zelf een geologische kracht op Aarde is, waardoor de grenzen vervagen tussen wat vroeger werd gezien als twee afzonderlijke domeinen (mens en natuur, sociaal en ecologisch). Klimaatverandering zal onevenredig grote gevolgen hebben voor reeds gemarginaliseerde groepen, jongeren en toekomstige generaties. Elke opvatting van het algemeen belang moet daarom de onderlinge verbondenheid van de natuurlijke en sociale omgeving weerspiegelen.

Daarom zijn ook de juridische vormgeving van eigendomsrechten en de vertegenwoordiging in het bestuur van organisaties slechts legitiem voor zover zij kunnen worden gerechtvaardigd door te verwijzen naar het algemeen belang.(7) Voldoet de vormgeving van respectievelijk het CLT- en het zoöp-model aan deze belofte om een donut-proof visie op het algemeen belang te bevorderen?
 In dit licht is het belangrijk te onderkennen dat de stad Amsterdam laat zien hoe mondiale verandering lokale actie vereist. Binnen de stad moet de sociale basis worden veiliggesteld en het milieu gezond zijn; de stad moet er echter ook naar streven geen van beide elders negatief te beïnvloeden.(8) In deze geest luidt de centrale vraag van de Amsterdam City Doughnut: hoe kan onze stad een thuis zijn voor welvarende mensen op een welvarende plek, met respect voor het welzijn van alle mensen en de gezondheid van de hele planeet?(9) De volgende vier onderling afhankelijke vragen bieden een hulpmiddel en een uitgangspunt voor reflectie over deze ‘glokale’ ambities (zie tabel 1).
 Dit artikel is als volgt opgebouwd. Paragraaf 2 kijkt door de vier ‘glokale’ lenzen naar collectief eigendom in de vorm van een Community Land Trust (CLT), door diep in te gaan op de eerste CLT in Nederland, namelijk de H-buurt in de Bijlmer, Amsterdam-Zuidoost. Paragraaf 3 past de vier ‘glokale’ lenzen toe om na te gaan hoe vertegenwoordiging verandert door het zoöp-model, een organisatorisch bestuursmodel voor zowel profit- als non-profit-organisaties, waarin de belangen van niet-menselijke wezens aan bod komen. In onze slotopmerkingen zetten we uiteen onder welke voorwaarden deze juridische innovaties bijdragen aan het voldoen aan de behoeften van sociale rechtvaardigheid en ecologische duurzaamheid, dat wil zeggen: het doel dat onder meer met het donutmodel wordt beoogd. Aldus tonen wij aan hoe particuliere juridische instituties potentiële locaties kunnen zijn voor verandering in de richting van een duurzame toekomst.
 Dit artikel is gebaseerd op desk-research en op informatie die in het publieke domein te vinden is. Wij hebben sympathie voor beide juridische innovaties, maar zien het als onze rol om onafhankelijk onderzoek uit te voeren naar hun potentieel en beperkingen. Wij onderhouden informele contacten met enkele sleutelfiguren die betrokken zijn bij de CLT-beweging in Nederland en bij het zoöp-model, om kennis te nemen van de laatste ontwikkelingen en om onze ideeën te delen teneinde de Nederlandse CLT-gemeenschap te helpen nadenken of het zoöp-model kan worden geïntegreerd in de CLT’s in ontwikkeling.

 

2 - Eigendom in een Duurzame Stad
Deze paragraaf reflecteert op de dominante modellen van eigendom en zet deze af tegen de Community Land Trust (subparagraaf 2.1), waarna wordt ingezoomd op een Amsterdamse CLT (subparagraaf 2.1.1), en het potentieel van die CLT wordt geanalyseerd in het licht van ons analytisch kader: de vier ‘glokale’ lenzen van de Amsterdam City Doughnut (subparagraaf 2.1.2). De paragraaf eindigt met enkele slotopmerkingen (subparagraaf 2.2), voordat we in de volgende paragraaf overgaan tot een analyse van het zoöp-model.
 Eigendom in de breedste zin verwijst naar de manier waarop een samenleving de verdeling van middelen – of het nu gaat om land, gebouwen of andere objecten – en de mate van zorg die aan deze middelen wordt toegekend, regelt.(10) Als juridisch concept en als sociaal narratief geeft eigendom vorm aan de manier waarop mensen zich tot elkaar en tot de niet-menselijke levende wereld verhouden. Hoewel de betekenis van eigendom in de diverse culturen en door de tijd heen sterk uiteenloopt, wordt het hedendaagse beeld van eigendom in kapitalistische rechtsstelsels doorgaans geassocieerd met individuele rechten. Dit standaardbeeld is gevormd door de liberale politieke ideologie die individuele autonomie bevordert door eigenaren toe te staan anderen van hun eigendom uit te sluiten en macht uit te oefenen over het bewuste object.(11) De vrijheden die onze eigendomsrecht waarborgen, vooral door middel van privébezit, zijn een waardevol onderdeel geweest van de sociale orde en van economische groei. Eigendom kan particuliere inspanningen om huizen, winkels en fabrieken te bouwen aanmoedigen en vergemakkelijken, waardoor de economie groeit, wat tot algemene welvaart leidt.(12) Maar terwijl eigendom de eigenaar macht en mogelijkheden geeft, ontneemt het vaak macht en mogelijkheden aan niet-bezitters.(13) Bovendien is ecologische schade in de hand gewerkt door de vrijheden die door ons eigendomsrecht worden gegarandeerd, samen met het idee dat een economie kan groeien tot voorbij de ecologische grenzen.(14) In de loop der tijd is de juridische institutie van eigendom gevormd en geïnterpreteerd door politieke ideologieën, dominante maatschappelijke waarden en daarmee samenhangende ideeën over de doelen die eigendom zou moeten bevorderen.(15) Eigendomsrechten kunnen alleen legitiem voor zover ze kunnen worden gerechtvaardigd door te verwijzen naar het algemeen belang.(16) Door nieuwe omstandigheden, kennis of waarden ontstaan nieuwe visies op het algemeen belang. Dit vereist dat juristen en rechtsgeleerden onderzoeken hoe juridische instrumenten zoals de vormgeving van eigendomsrechten – en daarmee samenhangende opvattingen over verantwoordelijkheden van eigenaren – de nieuwe visie op het algemeen belang bevorderen.(17) Bevordert het Amsterdamse eigendomsrechtenstelsel visie op het algemeen belang die ‘donut-proof’ is? 
In Amsterdam is tachtig procent van de grond eigendom van de gemeente Amsterdam.(18) Het gebruik ervan wordt verdeeld via erfpacht, een beperkt recht dat de pachter in staat stelt om grond die eigendom is van de gemeente te gebruiken.(19) Tegen betaling heeft de pachter het recht om het eigendom te gebruiken alsof hij de eigenaar is. De gemeente Amsterdam kent twee soorten erfpacht: 1 - doorlopende erfpacht, waarbij de prijs elke vijftig of vijfenzeventig jaar wordt aangepast, of 2 - eeuwigdurende erfpacht, waarbij een vaste grondprijs wordt afgesproken die eeuwig op dat niveau blijft. De invoering van die laatste in 2017 was een belangrijke vernieuwing van het Amsterdamse erfpachtstelsel, die ervoor zorgt dat pachters niet langer te maken hebben met de onzekerheid rond stijgende erfpachtprijzen. De overige twintig procent van de Amsterdamse grond bestaat uit percelen in particulier bezit. Deze liggen voornamelijk in de binnenstad, binnen de grachtengordel. Deze percelen werden al in particulier bezit uitgegeven voordat in 1896 het erfpachtstelsel werd ingevoerd. 
In de context van Amsterdam zijn relevante vragen dus: wie krijgt de kavels van de stad in pacht, en ontwikkelt en bezit daarmee de gebouwen en voorzieningen die de stad maken? Aanbestedingen voor kavels zijn competitief. Werkt de donut-visie van Amsterdam door in de toewijzing van kavels? In haar visie voor 2050 spreekt de gemeente Amsterdam haar steun uit voor bottom-up initiatieven, waaronder de CLT H-buurt.(20) Of dat zich vertaalt in het toekennen van kavels aan CLT’s is nog maar de vraag. In de volgende subparagraaf wordt het model van collectief eigendom via een CLT verder uitgediept.

Een CLT heeft geen winstoogmerk, het is een door de gemeenschap geleide organisatie die doorgaans woningen ontwikkelt en beheert voor bevolkingsgroepen met een laag of gemiddeld inkomen.

2.1 - Collectief eigendom in de Community Land Trust
Collectief eigendom in de vorm van een Community Land Trust is een alternatieve aanpak voor particulier of publiek eigendom van grond, huizen en andere voorzieningen. Een CLT heeft geen winstoogmerk, het is een door de gemeenschap geleide organisatie die doorgaans woningen ontwikkelt en beheert voor bevolkingsgroepen met een laag of gemiddeld inkomen. CLT’s zijn open ledenorganisaties die de belangen van de bewoners van de gebouwen die onder het bestuur van de CLT vallen, het belang van de buurt en het algemeen belang behartigen. Het eigendom en beheer van de grond, woningen en buurtvoorzieningen is verankerd in een CLT-organisatie, en er worden voorwaarden opgesteld voor een duurzaam en sociaal gebruik ervan. Door middel van een doorlopend anti-speculatiebeding en een terugkoopregeling voor de woningen beoogt een CLT betaalbaar wonen mogelijk te maken voor huidige en toekomstige generaties. De ambitie is tegenwicht te bieden aan de commerciële vastgoedontwikkeling, de stijgende grond- en woningprijzen en het langzaam ‘verdrijven’ van huishoudens met lage en middeninkomens uit de stad.(21) Het begrip ‘trust’ in de naam van CLT is in de Nederlandse context een ietwat ongelukkige formulering, omdat Nederland de rechtsvorm van een trust niet heeft geaccepteerd. Het is een Anglo-Amerikaanse rechtsvorm en één van de door Pistor besproken instrumenten voor ‘coderend kapitaal.’(22) De Anglo-Amerikaanse trust stelt een eigenaar in staat een goed over te dragen aan een juridische huls, die alleen voor dit doel wordt opgericht. De rechten op het goed worden verdeeld tussen de trustee, die het formele eigendomsrecht bezit, en de begunstigde, die het (toekomstige) economische belang ontvangt. Zodra de trust-akte is opgesteld en het goed aan de trustee is overgedragen, is de oorspronkelijke eigenaar niet langer eigenaar van het goed. Zijn persoonlijke schuldeisers kunnen er dus geen beslag op leggen om hun vorderingen te voldoen. Tot op heden is de trust een juridisch codificatiemiddel van onschatbare waarde voor rijke mensen die hun vermogen willen beschermen tegen de fiscus en andere schuldeisers.
 De CLT geeft het begrip ‘trust’ een andere betekenis. Het bouwt voort op de ideeën van een van de CLT-denkers, Ralph Borsodi, die stelde dat gebouwen als eigendom (‘property’) kan worden gezien, maar grond nooit.(23) In plaats daarvan zou het ‘trusterty’ genoemd moeten worden, omdat geen mens of overheid een moreel eigendomsrecht heeft op de Aarde en wij de Aarde ‘in trust’ houden. Land wordt gezien als onderdeel van de commons (het gemeengoed), een gedeelde hulpbron die moet worden beheerd ten behoeve van de gemeenschap van de hele mensheid. In de loop der tijd is de nadruk op wie de CLT moet dienen veranderd. De gemeenschap voor wie land in beheer werd gehouden, was niet langer de hele mensheid, maar een achtergestelde subgroep – de mensen die zijn uitgesloten van de economische en politieke hoofdstroom. 
CLT’s zijn geen rechtspersonen. In sommige jurisdicties, zoals het Verenigd Koninkrijk, zijn CLT’s wettelijk omschreven en moeten ze aan bepaalde eisen voldoen, zoals: opgericht worden ten behoeve van een welomschreven plaatselijke gemeenschap; geen winstoogmerk hebben; en de plaatselijke bevolking de mogelijkheid bieden om toe te treden als leden die een controlerende stem hebben in de jaarlijkse algemene vergadering en het bestuur.(24) Vaak wordt het model gecombineerd met andere modellen voor de bezitters van particuliere niet-marktwoningen, zoals woningbouwcoöperaties. Het verschil tussen een CLT en een gewone woningbouwcoöperatie is dat de belangen van de bewoners, de buren en het grote publiek vertegenwoordigd zijn in het organisatieontwerp van de CLT. Bovendien zijn woningbouwcoöperaties eigendom van en worden ze bestuurd door en voor hun leden, terwijl het lidmaatschap van een CLT openstaat voor iedereen in de lokale gemeenschap.
 Gemeenschappen over de hele wereld, in de meest uiteenlopende omstandigheden, vertrouwen al ruim vijftig jaar op het CLT-model om hun collectieve toekomst veilig te stellen.(25) Het model vindt zijn oorsprong in de VS (vanaf 1969), en aan het begin van de eenentwintigste eeuw zijn CLT-proefprojecten uitgevoerd in het Verenigd Koninkrijk. Er zijn nu honderden CLT’s in zowel de VS als het VK, en het model wint aan populariteit in andere delen van de wereld, ook op het Europese vasteland.(26) Nederland is relatief laat. Enkele jaren geleden werd het CLT-model in Nederland geïntroduceerd door het adviesbureau And The People, met als resultaat dat een eerste CLT werd ontwikkeld in de Amsterdamse wijk Zuidoost, beter bekend als de Bijlmer. Een gemeenschap van ruim honderdtachtig buurtbewoners werkt nu actief aan projectplannen en wijkontwikkeling. De gemeente Amsterdam heeft in haar visie voor 2050 vastgelegd dat er meer ruimte komt voor woon- en energiecoöperaties en andere vormen van collectief zelfbeheer van de leefomgeving. De gemeente benadrukt dat zij kleinere bottom-up initiatieven zoals de H-buurt in de Bijlmer zal ondersteunen en monitoren in hun streven naar het realiseren van duurzame en betaalbare woningen voor en door de lokale gemeenschap.(27) Momenteel is in Amsterdam een tweede CLT in ontwikkeling. ‘De Ceuvel’ in Amsterdam-Noord verkent de potentie van het CLT-model om een tijdelijke circulaire innovatiehub om te vormen tot een permanente ruimte voor circulaire innovatie en betrokkenheid van de gemeenschap.
 De volgende subparagrafen onderzoeken het potentieel van het CLT-model om bij te dragen aan een duurzame stad, gezien door de vier ‘glokale’ lenzen. Alvorens dit te doen, wordt de H-wijk in de Bijlmer nader besproken om de werking van het CLT-model te verduidelijken.

 

2.1.1 - De H-buurt in de Bijlmer
De afgelopen vijftig jaar werd de Bijlmer (Amsterdam-Zuidoost) gezien als het ruigste deel van Amsterdam. Het gebied werd vanaf 1966 ontwikkeld, maar de monotone bouwblokken spraken mensen niet aan en de gebouwen bleven leeg staan.(28) De huurprijzen daalden en de Bijlmer begon kansarmen aan te trekken, met name grote aantallen immigranten uit Suriname. Eind jaren tachtig had de wijk het profiel van een arme buurt, met stijgende criminaliteit, drugsgebruik en werkloosheid. In 1992 besloten de gemeente Amsterdam, de deelgemeente Zuidoost en de woningcorporaties tot een grootschalige wijkvernieuwing. Langzaamaan wordt de Bijlmer een aantrekkelijker stadsdeel dat zijn unieke karakter van multiculturele smeltkroes nooit heeft verloren.(29) ‘De bewoners blijven echter worstelen om sociaal en economisch volledig tot bloei te komen,’ constateert Moses Alagbe – initiatiefnemer en bestuurslid van de CLT H-buurt –, wat volgens hem verklaard kan worden door de hoge woonlasten en het verdwijnen en ontbreken van fysieke gemeenschapsinfrastructuur ter ondersteuning van emancipatie, gemeenschapsactiviteiten en capaciteitsopbouw.(30) Het initiatief in de H-buurt komt voort uit een basisorganisatie die al meer dan vijftien jaar actief is in de H-buurt. Leden van de gemeenschap richtten een open ledenvereniging op, CLT H-buurt genaamd, die bestaat uit een diverse gemeenschap met meer dan honderdtachtig leden. De groep koos eerst voor gemeenschapsontwikkeling, waaronder de oprichting van de vereniging, nog voordat een concreet stuk grond voor hen beschikbaar was. Tot op heden wacht de gemeenschap op een aanbesteding van de gemeente voor een stuk grond in hun buurt, die tot ongenoegen van de gemeenschap al diverse keren is uitgesteld.(31) De CLT H-buurt bouwt voort op het CLT-model zoals dat in de VS is ontwikkeld, en tracht dit model aan te passen aan de eigen gemeenschap. Drie kenmerken staan centraal in elke CLT, namelijk zelforganisatie, gedeeld eigendom, en beheer en exploitatie van onroerend goed. Door het beheer en de exploitatie lokaal te organiseren, hebben CLT’s aantoonbaar een sterke band met de buurt en een goed begrip van de lokale behoeften. Voortbouwend op deze kernbouwstenen heeft deze gemeenschap vijf leidende beginselen ontwikkeld: 1) betaalbaarheid in het heden voor de huidige bewoners, afkomstig uit bevolkingsgroepen met lage en middeninkomens; 2) betaalbaarheid in de toekomst door speculatie met woningen of snelle huurverhogingen onmogelijk te maken; 3) verbondenheid met de buurt door permanente beslissingsbevoegdheid van buurtbewoners over ontwikkelingen in de buurt van hun woningen en buurtvoorzieningen; 4) het stimuleren van zelfredzaamheid en het bieden van kansen voor sociaal-economische emancipatie van bewoners uit de buurt, door hen zelf de uitwerking en organisatie van de projecten ter hand te laten nemen; en (5) het combineren van de ontwikkeling van het CLT-model met circulaire gebiedsontwikkeling.(32) 

 

De CLT H-buurt richtte drie afzonderlijke entiteiten op voor haar drie groepen belanghebbenden die collectief samenwerken om duurzame en betaalbare woningen en buurtvoorzieningen te realiseren voor mensen uit de buurt, door deze activa - als commons - in gedeeld eigendom en beheer te nemen, en door wettelijk verankerde voorwaarden vast te stellen die duurzaam en sociaal gebruik garanderen. Zie figuur 2 voor een kort overzicht van de drie afzonderlijke entiteiten en bijlage 1 aan het eind van dit artikel voor een uitgebreider overzicht.
 In de eerste plaats werd voor de H-buurt een open ledenvereniging opgericht, waarin buurtbewoners en andere belanghebbenden uit de buurt hun lokale belangen behartigen. Zij stimuleren de ontwikkeling van woningen en buurtvoorzieningen volgens de CLT-visie, brengen de buurtbehoeften in kaart, spelen een rol bij de toewijzing van nieuwe bewoners in de CLT-woningen en vervullen een procedurele rol bij de terugkoopregeling.


In de tweede plaats zal de ontwikkeling van de eigenlijke woningen gebeuren met de toekomstige bewoners die een aparte rechtspersoon vormen. Aangezien alle te ontwikkelen woningen te huur (niet te koop) zijn, zal deze rechtspersoon een woningbouwcoöperatie zijn.(33) In de statuten van deze rechtspersoon wordt een link gelegd met de H-buurtvereniging als het gaat om het betaalbaar houden van de woningen door middel van een terugkoopregeling, de regels met betrekking tot het tegengaan van speculatie en een toewijzingsbeleid voor nieuwe bewoners. In de derde plaats wordt het algemeen belang vertegenwoordigd door het platform CLT NL dat momenteel wordt ontwikkeld.(34) Dit platform bestaat uit externe adviseurs en deskundigen, waarvan de meesten vanaf het begin deel hebben uitgemaakt van de ontwikkeling van de CLT-beweging in Nederland. Zij adviseren en vervullen een controlerende functie ten opzichte van de H-buurtvereniging, en leveren kennis en ondersteuning aan de woningbouwcoöperatie. Tot op heden hebben deze adviseurs een belangrijke rol vervuld bij het contact met de lokale overheid tijdens het zoeken naar een kavel. Het platform CLT NL is in ontwikkeling. Dat moet een duidelijk inzicht ontwikkelen in de diverse sociale en ecologische belangen die moeten worden beschermd en in degenen die als goed gepositioneerd kunnen worden beschouwd om deze menselijke en niet-menselijke belangengroepen adequaat te vertegenwoordigen. Zoals wij hierna zullen betogen, zou het zoöp-model kunnen worden geïntegreerd in deze derde groep belanghebbenden die het publiek belang vertegenwoordigt, om ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de belangen van de niet-menselijke leefwereld. Het publieke belang kan ook geborgd worden in de voorwaarden die de gemeente stelt als onderdeel van de erfpachtvoorwaarden of als aanvullende aanbestedingseisen.(35) De gemeente Amsterdam wil het aantal woningbouwcoöperaties in de stad de komende jaren sterk zien toenemen. De ambitie is dat in 2045 maar liefst veertigduizend woningen (tien procent van alle woningen in Amsterdam) in handen zijn van woningbouwcoöperaties. De gemeente geeft kavels uit voor nieuwbouw en stelt een leningfonds van vijftig miljoen euro beschikbaar.(36) Deze ambitieuze gemeentelijke plannen houden echter geen rekening met CLT’s. Per definitie dwingen deze plannen de CLT H-buurt zich te presenteren als een woningbouwcoöperatie in plaats van als een CLT om in aanmerking te komen voor kavels of voor een lening uit het gemeentelijk leenfonds. De praktijk tot nu toe laat zien dat de technische kennis die nodig is om een woningbouwcoöperatie te starten vooral aanwezig is bij groepen met een bovengemiddelde opleiding en met overwegend professionele ervaring in stadsontwikkeling en (zelf)bouwprocessen en/of bestaande relaties binnen gemeentelijke instanties.(37) Dit zijn echter geen kenmerken van de bewoners van de H-buurt. Met steun van deskundige partners (CLT NL, Stichting !Woon, de woningbouwcoöperatie de Warren en de organisatie New Economy) is in de CLT H-buurt een werkgroep opgericht om de gemeenschap toe te rusten met de benodigde capaciteit en kennis om een woningbouwcoöperatie te starten.

2.1.2 - De CLT door de vier ‘glokale’ lenzen
Wat is het potentieel van het CLT-model om ertoe bij te dragen dat een stad een thuis is voor welvarende mensen op een welvarende plek, met respect voor het welzijn van alle mensen en de gezondheid van de hele planeet? In de volgende subparagraaf wordt de impact van het CLT-model op 1) - de lokale bevolking, 2) - het lokale milieu, 3) - het mondiale milieu en 4) - mensen elders besproken.

Lokale mensen
Net als veel andere steden in de wereld heeft Amsterdam te kampen met een betaalbaarheidscrisis van woningen.(38) Hoe verder die doordringt in het weefsel van de stad, des te meer wordt de sociale en economische duurzaamheid van de stad bedreigd. Het CLT-model is veelbelovend als het gaat om betaalbaarheid, gemeenschapsvorming en zeggenschap. Een CLT kan bovendien door betrokkenen worden ingezet om zichzelf en hun naasten van betaalbare huisvesting te verzekeren. Daarom stellen wij dat de statuten van de H-buurtvereniging ertoe moeten bijdragen dat de bevoegdheden in het ontwerp van het bestuur zodanig worden verdeeld dat er echte machtscontroles zijn en de CLT geen nieuwe breuklijnen tussen insluiting en uitsluiting creëert.
 In de eerste plaats worden, door de speculatie op de markt onder controle te houden, woningen betaalbaar gemaakt voor toekomstige generaties. Dit resulteert in lagere kosten van levensonderhoud en dus meer inclusieve buurten. Het CLT-model maakt ook de oprichting van buurtwinkels, een kinderdagverblijf of een gemeenschapscentrum mogelijk, wat bijdraagt tot de plaatselijke werkgelegenheid.
 In de tweede plaats bevordert het model inherent gemeenschapsvorming. Zoals gezegd is een belangrijk verschil tussen een CLT en een gewone woningbouwcoöperatie dat CLT’s meestal voortkomen uit bestaande krachten in een buurt. Bovendien zijn de belangen van bewoners, buren en het algemeen belang vertegenwoordigd in de organisatorische opzet van het model. Het model is ontworpen om co-creatie, overleg en participatie te bevorderen. Door de betrokkenheid van de buurt bij de gebiedsontwikkeling hebben CLT’s een scherp oog voor de integratie van gemeenschapsvoorzieningen die bijdragen tot bloeiende buurten. Voorbeelden van dergelijke gemeenschapsruimtes die worden overwogen in de H-buurt in de Bijlmer zijn onder meer co-working spaces, een gedeelde keuken waar buurtbewoners kunnen koken voor grote of feestelijke gelegenheden, en een gemeenschappelijk park met speelvoorzieningen dat door de gemeenschap zelf zal worden onderhouden.(39) In de derde plaats beoogt het CLT-model te voorzien in een permanente mogelijkheid voor de lokale gemeenschap om via gecoördineerde actie rechtstreeks invloed uit te oefenen op de leefomgeving. Het model streeft naar een groter gevoel van eigenaarschap voor de eigen buurt. Naar zijn opzet is het model gemeenschapsgestuurd, wat de lokale bevolking in staat stelt haar behoeften en wensen kenbaar te maken en bij te dragen aan de ontwikkeling van de buurt. 
Opgemerkt dient te worden dat de CLT kan worden misbruikt om betaalbare huisvesting te verzorgen voor vooral eigen vrienden en familie. Daarom moeten CLT’s heel goed oppassen dat ze geen nieuwe breuklijnen tussen insluiting en uitsluiting creëren. Aangezien de H-buurtvereniging invloed heeft op wie geselecteerd wordt voor de CLT-huizen, kunnen vriendjespolitiek en zelfs xenofobie op de loer liggen. Het organisatieontwerp moet er daarom voor zorgen dat iedereen die binnen de geografisch afgebakende gemeenschap woont, kan deelnemen. De H-buurtvereniging is bezig criteria te ontwikkelen voor de toewijzing van huurwoningen. De volgende criteria worden van belang geacht, maar de concrete criteria moeten nog worden gevalideerd door de leden: iemands huidige woonsituatie, inkomen en binding met en betrokkenheid bij de H-buurt.(40) De derde stakeholdergroep, die het algemeen belang vertegenwoordigt (CLT NL), moet kunnen dienen als een systeem van checks and balances dat mogelijke bevoordeling kan tegengaan. Bovendien stellen wij dat de juridische vormgeving – in dit geval de statuten van de vereniging – het governanceontwerp evenzeer van checks and balances kan voorzien. De statuten van de H-buurtvereniging kunnen ook de maatregelen vastleggen die moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat de gemeenschapsparticipatie inclusief is. Om gemeenschapsparticipatie te vergemakkelijken, helpt het om mensen zich opgenomen te laten voelen als ze vrij zijn om dezelfde taal te spreken en zich dus op hun gemak voelen om hun stem te laten horen over zaken die voor hen van belang zijn. CLT’s zijn niet zo inclusief ontworpen dat ze rekening houden met taaldiversiteit, introversie/extraversie en voorkeuren voor bepaalde communicatiestijlen.
 Bovendien is gemeenschapsparticipatie met gezamenlijke besluitvorming een tijdrovend en arbeidsintensief proces. Vooral de huishoudens met lagere inkomens die de CLT wil bedienen, kunnen het zich niet veroorloven hun tijd te besteden aan overleg over de wijkontwikkeling. Daarom moet de CLT nadenken over hoe de te investeren inspanningen eerlijk kunnen worden verdeeld, zodat de last van de wijkontwikkeling wordt gedeeld. Dit kan gebeuren op basis van vertrouwen of door iets te integreren dat lijkt op een kredietsysteem, waarmee de leden van de buurt kunnen genieten van buurtvoorzieningen zoals groenten uit de gemeenschappelijke tuin of hulp bij het onderhoud van hun huis door bekwame medeburen.

Lokaal milieu
Het is geen ontwerpkenmerk van het CLT-model om zorg te dragen voor het lokale milieu, de planetaire grenzen en circulariteit. De benadering van de CLT H-buurt heeft echter de zorg voor de natuurlijke habitat geïntegreerd als een van de leidende principes van de activiteiten. Ter illustratie hiervan hebben de CLT-koplopers in Nederland – And the People, New Economy en Space&Matter – een visie ontwikkeld op ‘een wijk voor zeven generaties’ voor de H-buurt in de Bijlmer, gerelateerd aan een specifiek gebied genaamd de H-middenwijk. In hun visie, die gebaseerd is op input van de bewoners van die wijk, moet de CLT een plek ontwikkelen en beheren waar ecologische waarde wordt gecreëerd door bewoners en natuurgerichte oplossingen de eerste keuze zijn. Energie moet afkomstig zijn uit hernieuwbare bronnen, en de koolstof- en ecologische voetafdruk moet drastisch worden verminderd door de levensduur van gebouwen te verlengen door middel van aanpassingsvermogen.(41) Deze CLT-koplopers probeerden de donut-principes toe te passen op de schaal van de wijk, waar ze vervolgens werden geconfronteerd met bestaande processen van gebiedsontwikkeling.(42) Ze constateren dat in traditionele gebiedsontwikkelingsprocessen het economisch rendement van de locatie meestal voorop staat. Door het donutmodel toe te passen, ontwikkelden ze een methodologie die sociale en ecologische waarde in evenwicht brengt met ruimtelijke en economische waarde. Eerst identificeerden ze de kansen voor circulariteit in de gebouwde omgeving en vervolgens filterden ze die kansen op basis van de maximalisering van de positieve ruimtelijke, sociale en milieu-impact van die kansen.
 Een materiaalstroomanalyse stelde vast wat vanuit milieuoogpunt problematisch blijkt te zijn. Voor deze gemeenschap op deze locatie bleken dat te zijn: de bouwmaterialen (beton en steen) die worden gebruikt voor de nieuwe woningen en infrastructuur; de huidige energiemix die voornamelijk is gebaseerd op niet-hernieuwbare energiebronnen zoals gas en fossiele brandstoffen; niet-gerecycleerd rest-, bouw- en renovatieafval; emissies; de relatief hoge waterinname in deze buurt; en grijs en zwart water als gevolg van rest-, bouw- en renovatieafval.(43) Zij identificeerden belangrijke ingrepen die een positief milieueffect in de buurt hebben. De meest impactvolle ingreep zou het vervangen van structureel beton door houten dwarsliggers zijn, naast biobased binnenmuren, gevelpanelen en isolatiematerialen die de CO2-uitstoot van de nieuwbouw sterk zouden verminderen.(44) Bovendien kunnen de daken van de wijk voor hernieuwbare energie zorgen en kunnen biobased thermische materialen worden gebruikt voor de isolatie van de huizen. De CLT-leden die de benodigde tijd en vaardigheden hebben, kunnen zich aansluiten bij de energiegroep binnen de CLT om hernieuwbare energiebronnen te onderhouden. Andere impactvolle ingrepen zijn het opvangen van regenwater, het invoeren van afvalwaterzuivering om het zoetwaterverbruik te verminderen en de winning van voedingsstoffen mogelijk te maken, en het omvormen van parkeerplaatsen tot groene openbare ruimten.(45) Aangezien de zorg voor het lokale milieu, de planetaire grenzen en circulariteit geen ontwerpkenmerk is van het CLT-model, zouden de statuten van de CLT-vereniging deze principes wettelijk kunnen verankeren in de doelomschrijving van de CLT.

Mondiale milieu
Wat betekent het voor het CLT-model om de planeet te respecteren? De voorgaande subparagraaf heeft aangetoond dat gebiedsontwikkeling kan worden uitgevoerd op een manier waarbij sociale, ecologische en economische duurzaamheid in evenwicht zijn en centraal staan bij het ontwerpen van gebieden. Als het gaat om respect voor de planeet, kunnen gebouwen en andere gemeenschapsvoorzieningen zo worden ontworpen dat het energieverbruik en de CO2-uitstoot worden verminderd. Als het gaat om wereldwijde effecten, moeten ontwikkelaars verantwoorde materialen inzetten, bijvoorbeeld door zich ervan te verzekeren dat hout niet illegaal is gekapt. Lokale praktijken hebben een wereldwijde impact en helpen de druk op ecologische grenzen te verminderen. Zoals eerder opgemerkt, respecteert het ontwerp van het CLT-model niet per se de planetaire grenzen; juristen kunnen de CLT-gemeenschap echter helpen door het principe van ecologische bescherming wettelijk te verankeren in de doelomschrijving van de H-buurtvereniging.


CLT’s zouden kunnen overwegen ontwikkelaars contractueel te verplichten om aan te tonen dat ze voldoende zorgvuldigheid hebben betracht om te garanderen dat de materialen die ze gebruiken worden aangekocht en vervoerd in overeenstemming met de internationale normen inzake mensenrechten.

Mensen elders
Het CLT-model is een instrument voor de empowerment van lokaal achtergestelde mensen. Aandacht voor de impact van een CLT-model op mensen wereldwijd ontbreekt in het ontwerp van CLT’s in het algemeen en van de CLT H-buurt in de Bijlmer in het bijzonder. Er zijn drie manieren waarop het CLT-model impact kan hebben op mensen elders: 1) nadelige gevolgen voor de gezondheid en het welzijn van mensen wereldwijd door niet-duurzaam energieverbruik en de CO2-uitstoot van de gebouwen die de CLT ontwikkelt en beheert; 2) nadelige gevolgen voor de mensenrechten van degenen die betrokken zijn bij de waardeketen van de materialen die bij de bouw worden gebruikt; maar ook 3) het positieve gevolg dat het CLT-model kan worden kan worden ingezet om het bedrijfsmodel achter de gebouwde omgeving zodanig te herontwerpen dat onze planeet leefbaar blijft voor de huidige en toekomstige generaties.
In zijn verschillende vormen – woningen, werkplekken, scholen, ziekenhuizen, bibliotheken of andere openbare gebouwen – is de gebouwde omgeving de grootste energieverbruiker en een van de grootste CO2-uitstoters in de EU.(46) Gezamenlijk zijn gebouwen in de EU verantwoordelijk voor 40% van ons energieverbruik en 36% van de uitstoot van broeikasgassen, die voornamelijk voortkomen uit de bouw, het gebruik, de renovatie en de sloop. Verbetering van de energie-efficiëntie van gebouwen is dan ook van cruciaal belang om de ambitieuze doelstelling te verwezenlijken van klimaatneutraliteit in 2050, zoals vastgesteld in de Green Deal van de EU.(47) Door circulariteit als leidend beginsel te omarmen bij de ontwikkeling en het onderhoud van gebouwen kan daarmee een vermindering van het energieverbruik en de emissies worden bereikt, met respect voor de gezondheid en het welzijn van alle mensen en de planeet. 
In de CLT-literatuur en -praktijk wordt niet systematisch aandacht besteed aan de gevolgen voor mensen elders. Bij de bouw van gebouwen en andere gemeenschapsvoorzieningen maken ontwikkelaars gebruik van materialen die moeten worden ingekocht en vervoerd met inachtneming van de mensenrechten van degenen die door deze activiteiten worden getroffen. Tot nu toe was dit een blinde vlek. CLT’s zouden kunnen overwegen ontwikkelaars contractueel te verplichten om aan te tonen dat ze voldoende zorgvuldigheid hebben betracht om te garanderen dat de materialen die ze gebruiken worden aangekocht en vervoerd in overeenstemming met de internationale normen inzake mensenrechten. Het hierna beschreven zoöp-model biedt inspiratie voor manieren waarop in het bestuursmodel van de CLT rekening kan worden gehouden met de belangen van mensen elders. De derde groep belanghebbenden die in het bestuursmodel van de CLT het algemeen belang vertegenwoordigt (CLT NL), zou expliciet een zetel kunnen reserveren voor een vertegenwoordiger van de belangen van mensen elders. 
Als laatste moet opgemerkt worden Amsterdam niet de enige stad is die druk ervaart op sociale, economische en ecologische duurzaamheid van de stad door de combinatie van een wooncrisis en een de gevolgen van de klimaatcrisis. Klimaatverandering zal de reeds gemarginaliseerde groepen, jongeren en nog niet geborenen onevenredig zwaar treffen. We moeten onze collectieve verbeelding wakker schudden over hoe we onze leefomgeving kunnen ontwerpen en beheren op een manier die inclusief is en de planetaire grenzen respecteert. Het CLT-model maakt lokale mensen tot de rentmeesters van hun eigen leefomgeving, terwijl het een wettelijke verplichting inbouwt om beslissingen te nemen die toekomstige generaties ten goede komen. Het model heeft het potentieel om onze verbeelding weer te laten bloeien, zodat het bedrijfsmodel achter de gebouwde omgeving opnieuw kan worden doordacht en ten dienste kan worden gesteld van mensen over de hele wereld en de planeet als geheel.

2.2 - Slotopmerkingen
De juridische codering van land, gebouwen en andere voorzieningen houdt de belofte in dat ze kan worden gebruikt voor andere doeleinden dan het optimaliseren van de economische waarde ten koste van de sociale en ecologische waarden van een bepaalde plek. Zoals Pistor opmerkt, kunnen eigendomsrechten vele vormen aannemen, en kunnen ze evengoed worden gebruikt om collectieve gebruiksrechten en duurzame praktijken te beschermen.(48) Het CLT-model vormt dus een uitdaging voor ons begrip van eigendomsrechten en de bijbehorende verantwoordelijkheden.
Interessant is dat het CLT-model het begrip eigendom en bezit nieuwe betekenissen kan geven zonder dat daarvoor eerst de wet- en regelgeving hoeft te veranderen. Het model kan werken met bestaande rechtsvormen en kan zijn bestuursmodel wettelijk verankeren in statuten en contracten. Belemmeringen voor de bloei van CLT’s zijn daarom eerder van financiële of politieke aard. CLT’s hebben startkapitaal nodig, een verlaagd tarief voor erfpacht, of grond die hun wordt geschonken. Dit vereist politieke bereidheid op nationaal en lokaal niveau om dergelijke pogingen tot collectief eigendom te steunen, alsmede de bereidheid van financiers om tegen redelijke voorwaarden leningen te verstrekken aan een dergelijk collectief met sociaal nut. Belangrijk is dat de CLT geen heilige graal is. Door de vier ‘glokale’ lenzen van Raworth toe te passen op het CLT-model, onderzochten we de potentie van het CLT-model om bij te dragen aan een duurzame stad. Dit artikel toont aan dat de behoeften van de lokale bevolking nu en in de toekomst centraal staan in het CLT-model – volgens een van de vier ‘glokale’ lenzen – terwijl de zorg voor mensen elders (geografisch gezien), de lokale natuurlijke habitat en de planetaire grenzen niet per definitie in het CLT-model zijn geïntegreerd. Wij stellen dat dit een belangrijke beperking is van het hedendaagse CLT-model. Deze beperking kan echter worden overwonnen door het begrip van de te dienen gemeenschap in het concept van de Community Land Trust te herzien. De door de CLT te dienen gemeenschap kan worden opgevat als de hele levensgemeenschap, voorbij de louter menselijke belangen. Dit concept weerspiegelt beter de onderlinge verbondenheid van de natuurlijke en sociale omgeving, en geeft daarmee de niet-menselijke leefwereld de vooraanstaande positie die nodig is om ecologische systemen te beschermen en te verbeteren voor het algemeen welzijn. Onze milieuproblematiek is ernstig genoeg om de plaats van het milieu in ons begrip van het algemeen welzijn en in de doelstellingen van de door ons gebruikte rechtsinstrumenten opnieuw te bezien.
 Laten we nu van juridische innovatie op het gebied van het eigendom overgaan naar het gebied van de vertegenwoordiging, om de grenzen en mogelijkheden van het zoöp-model voor een duurzame stad te onderzoeken. In het afsluitende deel, paragraaf 4, wordt de potentiële kruisbestuiving tussen het CLT- en het zoöpmodel verder besproken.

De belangen van mensen elders, van toekomstige generaties en van niet-menselijke wezens worden systematisch over het hoofd gezien.

3 - Representatie van mensen en planeet in een Duurzame Stad
Deze paragraaf begint met algemene beschouwingen over hoe de juridische module van representatie duurzaamheidskwesties beïnvloedt en hoe de opkomende beweging van de rechten van de natuur die representatie in het juridisch domein wil veranderen. De huidige representatiemodellen worden afgezet tegen het zoöp-model, dat in subparagraaf 3.1 nader wordt besproken aan de hand van ons analytisch kader. De paragraaf eindigt met enkele slotopmerkingen (subparagraaf 3.2), waarna een geïntegreerde analyse van zowel CLT als zoöp in de laatste paragraaf het artikel afsluit.
We weten dat het juridisch-politieke systeem tot nu toe niet in staat is geweest effectief te voorkomen dat de economie zich beweegt in een richting die de planetaire grenzen niet respecteert, oftewel het ecologische plafond van het donutmodel.(49) Politiek filosofen hebben betoogd dat dit te wijten is aan een eenzijdige gerichtheid van recht en politiek op mensen in het hier en nu. Met andere woorden: de belangen van mensen elders, van toekomstige generaties en van niet-menselijke wezens worden systematisch over het hoofd gezien. Daarom stellen deze denkers voor dat we ons juridisch-politieke systeem zodanig herontwerpen dat ook deze groepen worden vertegenwoordigd. Als we dergelijke procedurele veranderingen zouden aanbrengen in onze juridisch-politieke besluitvorming, zo is de gedachte, zullen ook de uitkomsten meer transnationaal georiënteerd zijn, meer toekomstgericht en meer gericht op ‘niet-mensen’ zoals dieren, planten en ecosystemen.(50) Het is belangrijk op te merken dat er in een stad als Amsterdam wel enige (zij het beperkte) vertegenwoordiging van deze groepen bestaat. De gemeenteraad en de burgemeester vertegenwoordigen in principe de huidige menselijke inwoners van de stad. De gemeenteraad wordt om de vier jaar gekozen, de burgemeester wordt benoemd voor een periode van zes jaar, met de mogelijkheid van herbenoeming voor zes jaar. Deze relatief korte cycli stimuleren het gemeentebestuur niet automatisch om op de lange termijn te denken. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er niet aan de toekomst wordt gedacht. Integendeel, de Amsterdamse circulaire strategie noemt de milieucrisis zeer zorgwekkend voor toekomstige generaties, en wijst op de ambities van Amsterdam om rekening te houden met de toekomst.(51) Maar er is geen institutionele waarborg voor de toekomstbestendigheid van het gemeentebestuur. Dergelijke institutionele waarborgen bestaan elders wel door middel van een speciale toekomstvertegenwoordigers; in Wales is er bijvoorbeeld een zogenaamde future-generations commissioner op het nationale bestuursniveau aangesteld. Over elk wetsvoorstel moet een rapport naar deze commissaris worden gestuurd waaruit blijkt hoe rekening gehouden wordt met toekomstige generaties.(52) De vertegenwoordiging van mensen elders is binnen Amsterdam echter beperkt. De stad heeft een bijzondere stedenband met andere steden in de wereld, waaronder Tanger, Tokio en Beijing. Deze banden met ‘tweeling-’ of ‘zuster-’steden zijn gericht op het bevorderen van de culturele en kennisuitwisseling. Er is echter geen institutie die garandeert dat de gezichtspunten van mensen elders vertegenwoordigd zijn in het gemeentelijk besluitvormingsproces. Voor niet-menselijke wezens ligt dit iets anders, omdat zowel de milieuwetgeving als de dierenwelzijnswetgeving de gemeente verplicht ten minste de lokale milieueffecten van haar beleid door te denken. Bovendien hebben groene politieke partijen zitting in de gemeenteraad van Amsterdam.
Maar ook voor niet-mensen komt de vertegenwoordiging niet in de buurt van die van de huidige Amsterdamse burgers. 
In andere landen zijn er interessante ontwikkelingen als het gaat om de juridische vertegenwoordiging van niet-mensen. In de transnationale beweging ‘rechten voor natuur’ (ook wel Earth Jurisrpudence) worden steeds meer natuurlijke entiteiten, zoals rivieren, bossen, bergen of zelfs Moeder Aarde, erkend als rechtssubjecten.(53) De motivatie daarvoor is – in het algemeen – tweeledig. In de eerste plaats is er een morele dimensie: men vindt dat, omdat de natuur een intrinsieke waarde heeft, deze in het recht moet worden erkend. De rechten van de natuur betekenen een paradigmaverschuiving, omdat de natuur niet langer wordt gezien als een object van eigendom, maar als een subject met eigen rechten. In de tweede plaats is er een praktische dimensie: pas wanneer de mens de vertegenwoordiging van de natuur institutionaliseert, dwingt hij zichzelf om bij de politiek-juridische besluitvorming terdege rekening te houden met de belangen van de natuur. De veronderstelling is aldus dat de vertegenwoordiging van de natuur als subject zal leiden tot effectievere milieubescherming.(54) Wereldwijd zijn er steeds meer jurisdicties die de rechten van de natuur erkennen. Ecuador was het eerste land dat in 2008 grondwettelijke bepalingen invoerde waarin werd erken dat PachaMama, ofwel Moeder Aarde, recht heeft op ‘integraal respect voor haar bestaan’.(55) Bolivia volgde in 2010 met een nationale wet waarin eveneens de rechten van Moeder Aarde werden erkend.(56) Beroemd zijn ook het Te Urawera-bos en de Whanganui-rivier in Nieuw-Zeeland, die respectievelijk in 2014 en 2017 als rechtspersoon werden erkend.(57) De rechten van de natuur worden vaak via wetgeving erkend, maar soms ook door de rechterlijke macht. Zo is er in Colombia jurisprudentie van de hoogste rechterlijke colleges die rechten van het Colombiaanse Amazonewoud en de Atrato-rivier erkennen.(58) Overigens beperkt de erkenning van de rechten van de natuur zich niet tot het nationale niveau; integendeel, veel lokale gemeenschappen hebben de rechten van de natuur op de een of andere manier in hun rechtssysteem opgenomen.(59) Omdat de natuur geen mensentaal spreekt, moet zij door mensen worden vertegenwoordigd om deel te kunnen nemen aan het rechtssysteem. De vertegenwoordiging is in de verschillende genoemde voorbeelden heterogeen geregeld. De grondwet van Ecuador stelt iedereen in staat om namens de natuur te procederen, terwijl de wetten van Nieuw-Zeeland vooral gewijd zijn aan de oprichting van vertegenwoordigende organisaties voor respectievelijk het bos en de rivier. Deze vertegenwoordigende organisaties bevatten diverse organen en vertegenwoordigers van zowel de inheemse Māori als ‘de Kroon,’ dat wil zeggen de regering die in Nieuw-Zeeland de macht heeft gekregen sinds het land door de Britten werd gekoloniseerd.(60) Ook het Colombiaanse Constitutionele Hof benoemt in zijn baanbrekende uitspraak speciale vertegenwoordigers voor de Atrato-rivier.(61) Nu is het belangrijk om twee dingen op te merken. In de eerste plaats zijn de rechten van de natuur primair gericht op juridische vertegenwoordiging en niet op politieke vertegenwoordiging. Dit betekent dat ze vaak zullen worden gebruikt in rechtszaken wegens schade die al is aangericht, of waarvan de dreiging al bestaat. Hun preventieve werking zou daarom als beperkt kunnen worden beschouwd. Maar zelfs als de rechten van de natuur niet leiden tot ‘een parlement der dingen,’(62) kunnen ze de politieke besluitvorming institutioneel beïnvloeden en dus een zekere preventieve werking hebben. In beginsel zullen de wetgevende en uitvoerende macht immers beleid willen maken dat geen rechten van individuen schendt.
 In de tweede plaats worden de rechten van de natuur vooral buiten Europa erkend.(63)

Het valt buiten het bestek van dit artikel om diep in te gaan op de vraag waarom dit het geval zou zijn. Vermoedelijk accepteren politici met een niet-Europees wereldbeeld makkelijker het idee dat de natuur een (rechts)persoon kan zijn, en zijn niet-Europese rechters eerder bereid tot wat velen in continentale Europese rechtstradities zouden zien als rechterlijk activisme in de pejoratieve zin van het woord. Zo erkende het Colombiaanse Hooggerechtshof de rechten van de Colombiaanse Amazone zónder een verzoek daartoe van de eisers.(64) Dergelijke rechterlijke creativiteit lijkt in het Nederlandse rechtssysteem onmogelijk. In Europa zijn er tot nu toe wel veel activisten die pleiten voor de rechten van de natuur, maar alleen de Spaanse lagune Mar Menor is daadwerkelijk erkend als rechtspersoon,(65) en pas zeer recent, sinds het najaar van 2022.(66) Voor het overige zijn de mogelijkheden voor de rechten van de natuur binnen Europa en Nederland beperkt, althans op de korte termijn.
 Deze twee factoren maken het extra interessant om het potentieel van het zoöp-model te onderzoeken om de huidige modellen van vertegenwoordiging te transformeren. Op de technische details van dit model zullen we zo ingaan, in subparagraaf 3.1. Het is gericht op de representatie van niet-mensen binnen allerlei soorten organisaties, zowel mét als zonder winstoogmerk. In de eerste plaats bouwt dit model voort op de ideeën van de rechten van de natuur. Het wordt gedreven door dezelfde morele intentie – dat de natuur intrinsieke waarde heeft en daarom geïnstitutionaliseerde vertegenwoordiging verdient. Het wordt ook gedreven door dezelfde praktische dimensie, namelijk door de overtuiging dat een dergelijke vertegenwoordiging zal leiden tot een betere milieubescherming, althans binnen de grenzen van een zoöp-organisatie. Omdat het model gericht is op de vertegenwoordiging van niet-mensen binnen het besluitvormingsproces van de organisatie, zijn de effecten ervan per definitie preventiever en minder reactief van aard dan de erkenning van wettelijke rechten alleen.
In de tweede plaats is het zoöp-model van Nederlandse (d.w.z. Europese) oorsprong, maar: dat in Nederland rechten van de natuur niet erkend zijn, vormt geen belemmering voor de onmiddellijke effectiviteit van de zoöp. Het is een bottom-up initiatief, dat werkt met bestaande juridische instrumenten en niet afhankelijk is van de top-down aanvaarding van nieuwe wetten of van rechterlijke uitspraken. Het zoöp-model stelt organisaties dus in staat om voorop te lopen: zij operationaliseren de ideeën over de rechten van de natuur zonder te hoeven wachten op overheidsinstellingen.
Dit bottom-up aspect van de zoöp past in een bredere trend van initiatieven om for-profit bedrijven zo vorm te geven dat die milieu- en sociale normen in acht nemen. Zo is hebben wetgevers van verschillende staten in de VS de zogenoemde Public Benefit Corporation mogelijk gemaakt: een ondernemingsvorm waarbinnen publieke doelen geïntegreerd zijn in het businessmodel.(67) De Public Benefit Corporation is dus geen bottom-up initiatief, omdat het afhankelijk is van de top-down implementatie door de wetgever. In die zin staat het zoöp-model dichter bij de ‘B-corp,’ een particuliere certificering voor op winst gerichte bedrijven die milieu- en sociale normen in hun activiteiten opnemen. Wat werkelijk uniek is aan het zoöp-model is hoe het een radicale verandering teweegbrengt als het gaat om degenen wier stem is vertegenwoordigd in de organisatorische besluitvorming: de zoöp gaat niet alleen over het verwezenlijken van milieunormen, het model maakt het ook mogelijk om met de niet-menselijke wereld te overleggen over wat die normen zouden moeten zijn.

 

3.1 - Het zoöp-model
Het zoöp-model is officieel gelanceerd op 22 april 2022. Het is zo recent dat er bij ons weten nog geen wetenschappelijke literatuur over bestaat. In wat volgt baseren we ons vooral op niet-academische bronnen en op juridische documenten die ons door de ontwerpers van het model zijn verstrekt.(68) Zoöp is een samentrekking van de woorden coöperatie en het Griekse woord voor leven, zoë. Het model is ontwikkeld door Het Nieuwe Instituut in Rotterdam, pro deo ondersteund door juristen van een van de meest prestigieuze advocatenkantoren van Nederland, De Brauw Blackstone Westbroek. Het zoöp-model voorziet in een organisatievorm waarin niet-mensen zijn vertegenwoordigd. Het werkt met het bestaande vennootschaps- en contractenrecht om een nieuwe juridische structuur te creëren.
Figuur 3 illustreert de opzet van het zoöp-model. Hoofdrolspelers zijn het Zoönomisch Instituut, een Zoönomische Stichting en de verschillende zoöps en proto-zoöps. Het Zoönomisch Instituut onderhoudt dit ingewikkelde netwerk en doet allerlei organisatorisch werk.(69) Dit instituut heeft op zijn beurt een zogenaamde Zoönomische Stichting opgericht.(70) Elke organisatie kan een zoöp worden, en de organisaties die op weg zijn om een zoöp te worden worden ‘proto-zoöp’ genoemd. In het bestuur van elke zoöp worden de niet-mensen vertegenwoordigd door iemand die voor de Zoönomische Stichting werkt. Op deze manier krijgen niet-mensen een stem in de besluitvorming van de zoöps. Niet-mensen staan niet (alleen) op het menu; ze zitten ook aan tafel in de zoöps.
‘Zoöp’ is een gecertificeerd handelsmerk(71) Elke organisatie die minstens 243 m³ van een biosfeer significant beïnvloedt, komt in aanmerking om zoöp te worden – dat wil zeggen 9 × 9 × 3 meter, de grootte van een klein appartement.(72) Wanneer een organisatie een zoöp wil worden, dient zij een driepartijencontract te sluiten met het Zoönomisch Instituut en de Zoönomische Stichting.(73) Met dit contract verplicht het Zoönomisch Instituut zich voorwaardelijk om de organisatie een toestemming te verlenen om een zoöp te worden, en verwerft de Zoönomische Stichting een waarnemerszetel in het bestuur van de organisatie. Deze Zoönomische Stichting heeft ‘sprekers voor de levenden’ in dienst, dat wil zeggen menselijke experts op het gebied van regeneratie die de niet-menselijke belangen kunnen verwoorden in het bestuur van de organisatie die zoöp wil worden.(74) Ook moet deze organisatie het Zoöp-manifest tekenen en het makkelijk toegankelijk publiceren op haar website.(75) Zodra aan deze voorwaarden is voldaan, verleent het Zoönomisch Instituut de organisatie het predicaat zoöp.(76) Vanaf dat moment betaalt de nieuwe zoöp een jaarlijkse bijdrage aan het Zoönomisch Instituut, waarvan de hoogte onder meer afhangt van het type en de omvang van de organisatie en haar jaarlijkse omzet.(77) Het aldus geïnde geld wordt gebruikt voor administratieve doeleinden en om de sprekers voor de levenden te vergoeden voor hun werk.
Met het bovengenoemde contract verplicht de nieuw opgerichte zoöp zich tot het uitvoeren van een nulmeting, waarbij ‘het ecologische systeem binnen haar bijzondere en operationele domein’ in kaart wordt gebracht, inclusief de economische verhoudingen, sociale dimensies en juridische aspecten.(78) Daarna kan de zoöp jaarlijkse doelen voor ecologisch herstel vaststellen volgens een ‘zoönomische jaarcyclus,’ waarin het luisteren naar niet-menselijke wezens met gevoel een centrale rol speelt.(79) Deze jaarlijkse doelen worden vastgelegd in een ‘zoönomisch jaarplan’ dat jaarlijks door de Zoönomische Stichting moet worden goedgekeurd.(80) De in dit plan vastgelegde interventies moeten gericht zijn op ‘ecologische regeneratie in de ruimtelijke en operationele sfeer van de zoöp.’(81) Daartoe kunnen meerdere instrumenten en methoden worden gekozen, maar ten minste één daarvan ‘moet kwalitatief inzicht bieden in de ecologische integriteit van de zoöp.’(82) Deze instrumenten en methoden kunnen worden gekozen uit een lijst die door het Zoönomisch Instituut is goedgekeurd, of de zoöp moet er zelf één ter goedkeuring aan het instituut voorleggen. 
Zoals gezegd kan het zoöp-model worden gebruikt voor elk type organisatie, met of zonder winstoogmerk. Bestaande ‘proto-zoöps’ zijn onder meer een boerderij, een universiteitscampus en een vakantiepark. Binnen Amsterdam is er een kunstplatform en gemeenschapstuin genaamd Zone2Source. In de directe omgeving van Amsterdam bevinden zich een hotel – Fort Abcoude – en het vakantiepark Sumowala. Bovendien overweegt De Ceuvel, genoemd in subparagraaf 2.1, om naast het CLT-model ook het zoöp-model over te nemen. Omdat de Amsterdamse proto-zoöps zich nog in de beginfase van hun ontwikkeling bevinden, wordt in deze paragraaf ook geput uit de voorbeelden van andere (proto-)zoöps in Nederland. Sinds 22 april 2022 is het Nieuwe Instituut zelf de eerste volwaardige zoöp.
 Laten we ons nu richten op de vier vragen van de ‘glokale’ lenzen om de potentie van dit veelbelovend ogende model nader te beoordelen. Wat is het potentieel van het zoöp-model om ertoe bij te dragen dat een stad als Amsterdam een thuis is voor welvarende mensen op een welvarende plek, met respect voor het welzijn van alle mensen en de gezondheid van de hele planeet?


3.1.1 - Het zoöpmodel door de vier ‘glokale’ lenzen

Lokale mensen
De zoöp benadrukt de inbedding in een lokale gemeenschap, zoals te zien is in figuur 3. Het Zoöp-manifest verklaart bovendien: ‘Samen met andere zoöps werken we aan de transformatie van onze economie naar een regeneratief, mens-inclusief ecosysteem, een netwerk van uitwisseling van materie, energie en betekenis dat alle lichamen (bodies) ondersteunt in hun bestaan.’(83) Het woord ‘mens-inclusief’ geeft aan dat er aandacht is voor het welzijn van (lokale) mensen – naast dat van andere ‘lichamen.’ 
Dit wordt bevestigd als we kijken naar de praktijk van diverse proto-zoöps. Ecovredegaard bijvoorbeeld is een non-profit voedselbos dat voor iedereen toegankelijk is.(84) Een van diens belangrijkste doelstellingen is armoede binnen Nederland te bestrijden en arme mensen te voorzien van gratis en gezond voedsel dat in het bos wordt verbouwd. Het is dus duidelijk gericht op het sociale welzijn van de lokale bevolking. Als tweede voorbeeld is het kunstplatform Zone2Source inherent gericht op de lokale gemeenschap: het biedt vrij toegankelijke binnen- en buitenkunsttentoonstellingen aan.(85) Hierdoor ontstaat ruimte voor leden van de lokale gemeenschap om elkaar te ontmoeten en te recreëren. En als laatste voorbeeld: de for-profit-boerderij Bodemzicht werkt nauw samen met lokale chef-koks en lokale consumenten aan wie ze haar regeneratief geproduceerde groenten, kruiden en eieren verkoopt. Bovendien is de boerderij open voor bezoekers. 
In de nulmeting die elke zoöp moet uitvoeren, moet ook de sociale dimensie in kaart worden gebracht. Dit dwingt elke zoöp institutioneel om na te denken over sociale aspecten. Tegelijkertijd hangt het van het type organisatie af hoe dit in de praktijk uitpakt; lokale gemeenschappen vinden het bijvoorbeeld niet altijd prettig als er een hotel in hun buurt wordt gebouwd. Hotels trekken immers toeristen aan, waardoor de buurt drukker wordt en er andere overlast veroorzaakt kan worden. Zo kan de sociale dimensie een uitdaging blijken voor de proto-zoöp Fort Abcoude, een for-profit hotel dat in een oud fort bij Amsterdam moet komen. Nu kan dit hotel natuurlijk ook voordelen opleveren voor de buurt, zoals meer werkgelegenheid en sociale veiligheid, en het behoud van het monumentale fort. Bovendien is het waarschijnlijk dat, vanwege de institutionele eisen die wel gelden voor zoöps maar niet noodzakelijkerwijs voor andere hotels met winstoogmerk, zoöp-hotels op zijn minst minder negatieve gevolgen zullen hebben voor een lokale gemeenschap dan een ‘normaal’ hotel.


Lokaal milieu
Het model van de zoöp dwingt ertoe het lokale milieu mee te nemen in alle beslissingen. Het gaat immers primair om de lokale omgeving – dat wil zeggen: een leefwereld die zowel menselijk als niet-menselijk leven omvat binnen het terrein van een bepaalde zoöp, vertegenwoordigd door de sprekers die daar functioneren als de stem van de plaatselijke mensen én niet-mensen. Deze sprekers worden afgevaardigd door de Zoönomische Stichting die ‘in haar statuten heeft vastgelegd dat het haar enige taak is de stem van het niet-menselijke leven in de operationele sfeer van de zoöp te vertegenwoordigen.’(86) De concentratie op het lokale milieu is ook zichtbaar in de eerste fase van de zoönomische jaarcyclus die door elke zoöp jaarlijks moet worden uitgevoerd. Die eerste fase is er namelijk een van ‘afbakening’: de zoöp moet onder meer duidelijk vastleggen welke fysieke structuren de zoöp afbakenen, zoals hekken, waterlopen of wegen.(87) In de jaarcyclus moet ook worden bepaald op welke ingrepen de zoöp zich moet richten; bijvoorbeeld het verbeteren van de kwaliteit en biodiversiteit van de bodem.(88) Bovendien moet een zoöp zich ‘met heel zijn wezen en in al zijn handelen inzetten voor ecologische regeneratie.’ (89) Daartoe zijn bijvoorbeeld de boeren van de regeneratieve boerderij Bodemzicht een project aangegaan met de Nederlandse Radboud Universiteit, waarbij een instrument voor biodiversiteitsmonitoring wordt ontwikkeld.(90) Met dit instrument kan de lokale biodiversiteit worden beoordeeld en kunnen maatregelen ter verbetering worden genomen. De onderzoekers van de Radboud Universiteit bestuderen de effectiviteit van milieumaatregelen in diverse lokale contexten(91) en benadrukken dat het niet genoeg is om natuurgebieden te creëren, maar dat ook de landbouw anders moet worden ingericht om de biodiversiteit te herstellen.(92) De verbetering van de biodiversiteit is ook een belangrijke doelstelling van het voedselbos Ecovredegaard. Met deze proto-zoöp is een bos aangeplant dat moet functioneren als een klein, lokaal ecosysteem. Het is dus zeer onderhoudsarm – in principe houden de planten, bomen en de fauna er elkaar in stand. Bijzonder aan dit kleine, lokale ecosysteem is dat de meeste planten eetbaar zijn, waarmee het andere hoofddoel van Ecovredegaard wordt gediend, namelijk het leveren van gezond voedsel voor de lokale bevolking (zie ‘lokale bevolking’ hierboven).
 Kunstenares Debra Solomon is de eigenaar van een andere proto-zoöp, Urbaniahoeve, een voedselbos in Amsterdam-Noord. Zij ontwikkelde een methode om zich in te laten met de niet-menselijke wereld, die kan worden gebruikt door de sprekers van de levenden. Ze noemt deze methode ‘radicale observatie.’ (93) Radicale observatie bestaat uit nogal spirituele oefeningen, waardoor mensen hun directe omgeving beter kunnen begrijpen en ervaren hoe ze er deel van uitmaken. Het is duidelijk dat dit instrument – zoals veel praktijken en interesses van proto-zoöpen – ‘glokaal’ is in de ware zin van het woord. Het doel is de onderlinge verbondenheid tussen het lokale en mondiale en tussen sociale en milieu-dimensies te erkennen.


De belangrijke drijfveer van de makers van het zoöp-model is om lokale organisaties hun steentje te laten bijdragen aan de aanpak van mondiale problemen zoals klimaatverandering.

Mondiaal milieu
De belangrijke drijfveer van de makers van het zoöp-model is om lokale organisaties hun steentje te laten bijdragen aan de aanpak van mondiale problemen zoals klimaatverandering. Zo staat het op de website: De zoöp is gebaseerd op de premisse dat de wereldwijde klimaatcrisis en ecologische verwoesting de gevolgen zijn van een economisch systeem dat systematisch menselijke belangen boven niet-menselijke belangen heeft gesteld: zoöps versterken de positie van niet-mensen binnen menselijke samenlevingen, bevorderen het ecologisch herstel of de kwaliteit van leven voor meer-soorten-gemeenschappen (waar mensen deel van uitmaken) en gaan extractie-ontwikkeling tegen.(94) Het zoöp-model is dus duidelijk geïnspireerd door het Antropoceen-denken – het wordt gemotiveerd door de onderlinge verbondenheid van het lokale en mondiale milieu. Als een van de voordelen van het model vermeldt de website ook – volgens ons terecht – dat het mensen in staat stelt ‘hun zorgen over de klimaatcatastrofe om te zetten in actie.’(95) Dit terug te zien bij de proto-zoöps. Zo heeft de NGO Milieufederatie Zeeland tot doel het milieu in de Nederlandse regio Zeeland én daarbuiten te beschermen. Het echtpaar dat de boerderij Bodemzicht is begonnen stelt op hun website dat zij ‘klimaatboeren voor het leven’ zijn en dat hun boerderij ‘uitgaat van eenentwintigste-eeuwse uitdagingen zoals klimaatverandering, biodiversiteitsverlies en de boerencrisis, en dit vertaalt in CO2-positieve, bio-diverse en winstgevende landbouw.’(96) Deze nadruk op klimaat laat zien hoe zij de mondiale dimensie van hun werk in acht nemen – hun zorg reikt voorbij een louter lokaal gezond milieu, juist vanwege hun besef van de onderlinge verbondenheid van het lokale en mondiale ecosysteem.

Mensen elders
Het zoöp-model is geïnspireerd op de transnationale natuurrechtenbeweging, en een belangrijk deel van het achtergrondonderzoek bestaat uit uitwisseling en het leren van mensen van over de hele wereld.(97) De zoöp wordt duidelijk gemotiveerd door de wens om milieu-impact te minimaliseren ten gunste van alle mensen en meer-dan-mensen over de hele wereld (zie ook ‘het mondiale milieu’ hierboven). Toch is de zoöp vooral een lokaal en ecologisch duurzaam model. Door de opzet is er geen bijzondere aandacht voor mensen uit gemeenschappen ver weg. Sommige zoöps zijn internationaal georiënteerd – het museum Het nieuwe instituut organiseert bijvoorbeeld exposities met niet-Nederlandse kunstenaars, en de universiteitscampus van University College Utrecht huisvest internationale studenten. De regionale milieu-NGO Milieufederatie Zeeland benadrukt op haar website dat zij lid is van een nationaal netwerk en dus ‘deel uitmaakt van een groter geheel,’ zowel over provinciale als over nationale grenzen heen.(98) Het zoöp-model staat een internationale oriëntatie dus niet in de weg. Voor zover ons bekend is echter geen enkele (proto-)zoöp tot nu toe gericht op sociale rechtvaardigheidskwesties van mensen in het buitenland.
Het ontwerp van het zoöp-model focust bij de zorg voor het milieu wel op regeneratie. Dit doel is duidelijk toekomstgericht en kan dus ten goede komen aan toekomstige generaties. Voor zover men ‘mensen elders’ interpreteert als ‘mensen elders in de tijd’ is er dus aandacht voor hen. Dit zien we ook in de praktijk van de proto-zoöpen; zo noemt de Milieufederatie Zeeland de zorg voor toekomstige generaties expliciet als een van haar strategische doelen.(99) Meestal worden met toekomstige generaties echter de toekomstige generaties van de lokale bevolking bedoeld.


3.2 - Slotopmerkingen
Uit de bovenstaande analyse blijkt dat de vernieuwingen in de representatie die het zoöp-model teweegbrengt, vooral aanwezig zijn wanneer de lokale en mondiale milieudimensies in aanmerking worden genomen. Het ontwerp geeft een stem aan de lokale niet-menselijke gemeenschap, zodat ook het mondiale milieu verbeterd kan worden. Bovendien kan deze verbetering van het mondiale milieu helpen voorkomen dat mensen elders verstoken raken van basisbehoeften als water, voedsel en een veilig onderdak. Het Antropoceen-denken, diep verankerd in het model en de missie van de zoöp, laat zien dat de vier ‘glokale’ lenzen weliswaar analytisch nuttig zijn, maar dat ze niet moeten worden gebruikt om kunstmatig te scheiden wat diepgaand verbonden is. De zorg voor lokale ecologische omstandigheden kan immers wel degelijk bijdragen aan een beter (of in ieder geval minder slecht) milieu wereldwijd, en daarmee de negatieve gevolgen verzachten van klimaatverandering en de afnemende biodiversiteit voor de mens, zowel hier als in het buitenland.
 Misschien is het een aardige uitdaging voor degenen die met het zoöp-model werken om verder na te denken over het soort impact dat hun activiteiten kunnen hebben op de sociale situatie van mensen elders. De universiteitscampus van UCU zou bijvoorbeeld zijn best kunnen doen om huisvesting betaalbaar te maken voor studenten uit alle landen. Tegelijkertijd is het, met de kleine regeneratieve boerderij Bodemzicht als voorbeeld, moeilijk voorstelbaar wat die nog meer zou kunnen doen, behalve mensen uit andere plaatsen niet benadelen. Net als de CLT is de zoöp immers een bottom-up, particulier initiatief. Daarom hebben zoöps aantoonbaar slechts de particuliere verplichting om anderen geen schade te berokkenen en niet om anderen actief te beschermen, vergelijkbaar met hoe multinationale ondernemingen primair verantwoordelijk zijn om mensenrechten niet te schenden, maar niet om ze actief te beschermen, volgens de richtsnoeren van de Verenigde Naties inzake bedrijfsleven en mensenrechten.(100) Een belangrijke beperking van het zoöp-model – en een die eigenlijk ook inherent is aan de CLT – is juist zijn aard als particulier initiatief. Zeker, dit is een van de sterke punten van beide modellen, omdat het mensen in staat stelt actie te ondernemen vóórdat de wetgever dat doet: ze kunnen vooroplopen. Tegelijkertijd is het uiteindelijk nodig dat iedereen samenwerkt tegen de wereldwijde milieucrises en tegen de groeiende wereldwijde ongelijkheid. Particuliere initiatieven zijn noodzakelijk, maar niet voldoende om dat doel te bereiken.
Noodzakelijk zeker, want de vertegenwoordiging van niet-menselijke wezens in een organisatie blijft zeer vernieuwend en veelbelovend. In onze antropocentrische tijd wordt de niet-menselijke leefwereld in onze samenleving en in ons juridisch denken gezien vestigt hierop de aandacht. Dit laat zien hoe wetten lange tijd sommigen (d.w.z. vooral westerse en rijke mensen) macht hebben gegeven ten koste van anderen (zowel minder rijke mensen als niet-mensen); het laat ook zien hoe relatief makkelijk we dergelijke gebreken op zijn minst gedeeltelijk kunnen herstellen door constructies als de zoöp.

Dit artikel bouwt voor op Katharina Pistors observatie dat onze huidige vorm van kapitalisme mogelijk wordt gemaakt door het privaatrecht, dat bepaalde activa selectief ‘codeert,’ waardoor ze het vermogen krijgen om particuliere rijkdom te beschermen en te produceren.

4 - Slotopmerkingen: Juridische innovatie in dienst van een duurzame stad
Dit artikel bouwt voor op Katharina Pistors observatie dat onze huidige vorm van kapitalisme mogelijk wordt gemaakt door het privaatrecht, dat bepaalde activa selectief ‘codeert,’ waardoor ze het vermogen krijgen om particuliere rijkdom te beschermen en te produceren.(101) Cruciaal is dat dit betekent dat het recht de economie ook kan veranderen. Het recht kan worden gewijzigd door de wetgever, maar juridische concepten kunnen ook nieuwe betekenissen krijgen door veranderende zienswijzen in de samenleving, wat zich kan vertalen in vernieuwde (rechterlijke) interpretaties of toepassingen van bestaand recht. Daarnaast veronderstelt dit artikel dat Kate Raworths model van Doughnut Economics in de buurt komt van de richting die de samenleving als geheel in de komende eeuw zou moeten inslaan. Dit geldt in ieder geval voor Amsterdam, waar dit economische model is geïntegreerd in de democratisch aanvaarde beleidsvorming. Het artikel analyseert daarom de mogelijkheden en beperkingen van de bottom-up juridische innovaties – de CLT en de zoöp – voor de transitie naar sociaal rechtvaardige en ecologisch duurzame steden. Daarbij hebben wij bijzondere aandacht besteed aan wat deze innovaties doen met ons begrip van privaatrechtelijke categorieën en hoe zij conventionele privaatrechtelijke instrumenten gebruiken om te veranderen wier stemmen worden gehoord en wier belangen meetellen.
 Op basis van deze analyse concluderen we dat de CLT- en zoöp-modellen aantonen dat de juridische modules van eigendom en vertegenwoordiging inderdaad zodanig kunnen worden aangepast dat het rechtssysteem een economisch systeem vormgeeft waarin noch de planetaire grenzen noch het sociale fundament worden overschreden. Belangrijk is dat dit kan dankzij particulieren die het vennootschapsrecht, corporate governance en het contractenrecht inzetten zonder te hoeven wachten op hervormingen van overheidsinstellingen.(102) In onze analyse hebben wij de gangbare conceptualisering van eigendom en vertegenwoordiging in juridische en culturele vertogen opnieuw bekeken. Eigendom en vertegenwoordiging zijn niet alleen juridische structuren, maar ook uitingen van sociaal-politieke waarden die verbonden zijn met diep-ingebedde sociale praktijken. Ter illustratie: de verheerlijking van individuele autonomie door de klassieke liberale politieke ideologie is nauw verbonden met het eigendomsmodel waarmee individuele eigenaren anderen kunnen uitsluiten van hun eigendom en macht kunnen uitoefenen over het bewuste eigendomsobject.(103) Bovendien worden in dominante juridisch-politieke systemen (volwassen) mensen gezien als de enige werkelijk relevante politieke actoren die vertegenwoordiging verdienen in de publieke en private besluitvorming. De CLT- en zoöp-modellen tonen aan juridische begrippen kunnen worden herschapen dankzij alternatieve interpretaties, eigendomsverhoudingen kan voorzien van plaatsgebonden verantwoordelijkheden en gevoelens van saamhorigheid, en de ecologie kan integreren in modellen van vertegenwoordiging. Onze analyse bevestigt dus dat de betekenis van juridische structuren zoals eigendom en vertegenwoordiging afhankelijk zijn van hun sociale, materiële en tijdelijke context die veranderlijk is en waarover in de loop van de tijd kan worden onderhandeld.(104) Het interessante aan de CLT- en zoöp-modellen is dat ze de tendens overstijgen om milieuproblemen één voor één aan te pakken, zoals in de bestaande praktijken van duurzame ontwikkeling gebruikelijk is.(105) Niettemin zijn zowel het CLT- als het zoöpmodel ontworpen als reactie op een sociaal-politieke realiteit om een bepaalde kansarme en achtergestelde groep belanghebbenden te versterken, namelijk de lokale bevolking in het CLT- en de lokale ecologie in het zoöpmodel. Bijgevolg houden beide modellen niet per definitie op holistische wijze rekening met alle vier de ‘glokale’ lenzen uit ons analytisch kader, de Amstersam City Doughnut: belangen in relatie tot de lokale bevolking, het lokale milieu, het mondiale milieu en mensen elders.


Wij menen dan ook dat er ruimte is voor kruisbestuiving tussen het CLT- en het zoöpmodel. Aangezien het milieu ondervertegenwoordigd is in het CLT-model, zou het kunnen leren van het zoöp-model om de lokale natuurlijke habitat en de planeet te integreren in het bestuur van de CLT. De expertise van de CLT over het gebruik van eigendom om een gevoel van rentmeesterschap te kweken voor inclusieve lokale gemeenschappen kan de ontwerpers van het zoöp-model inspireren om diens sociale inclusiviteit te optimaliseren. Bovendien zouden beide modellen er baat bij hebben te onderzoeken hoe mensen elders kunnen worden vertegenwoordigd in hun governance-modellen, geïnspireerd door de manier waarop zoöps nu al de vertegenwoordiging van stemloze niet-menselijke actoren mogelijk maken.
 Bovendien vinden wij het belangrijk erop te wijzen dat het CLT- en het zoöpmodel beide aantonen hoe belangrijk juridische én niet-juridische ondersteuning is voor juridische innovaties ten dienste van een duurzame stad. De ontwikkeling van het zoöp-model werd ten slotte pro bono ondersteund door juristen van De Brauw Blackstone Westbroek. De CLT H-buurt wordt voortdurend ondersteund door een coalitie van deskundigen van het adviesbureau And The People, het adviesbureau Common City, woonadviesbureau !Woon en de ontwerpstudio Space&Matter. Deze groep deskundigen helpt de gemeenschap contact te onderhouden met de lokale overheid en bij het doorwerken van de complexe wet- en regelgeving. Een gebrek aan inzicht in de relevante processen, of zelfs het ontbreken van die processen, kan het voor gemeenschapsleden heel moeilijk maken om deel te nemen aan het herinrichten van de stad op een meer democratische of duurzame manier.(106) Kortom, praktische juridische ondersteuning door juristen is onontbeerlijk voor wie het recht wil veranderen ten gunste van een nieuwe economie die duurzaam, rechtvaardig en democratisch is.(107) Bovendien maakt de CLT pijnlijk duidelijk hoe belangrijk de steun van de lokale overheid is voor gemeenschappen om deel te nemen aan het herinrichten van de stad. De H-buurt bouwt tenslotte al vanaf 2018 aan zijn gemeenschap, maar de gemeente stelt aanbesteding van grond voor hen steeds weer uit. Het is niet onwaarschijnlijk dat die aanbesteding er pas zes jaar na de start van de CLT H-buurt komt. Het is moeilijk voor de CLT om mensen betrokken te houden als er geen duidelijk plan is dat hen in staat stelt hun wijk opnieuw vorm te geven. Bovendien komen en gaan door de verkiezingscycli de mensen met wie ze bij de gemeente in contact staan, en moet de gemeenschap dan weer vanaf nul beginnen en steeds opnieuw met de gemeente in contact zien te komen.
 In haar visie voor 2050 spreekt de gemeente Amsterdam haar steun uit voor bottom-up initiatieven, waaronder de CLT H-buurt.(108) Het valt nog te bezien of dit meer dan een lippendienst betreft. De vereiste steun gaat niet alleen over het beschikbaar stellen van percelen grond voor CLT’s; vereist is ook erkennen dat wet- en regelgeving vaak als belemmeringen werken voor de betrokkenheid van de gemeenschap bij het herinrichten van de stad. Het proces van het nemen van eigenaarschap voor hun buurt is soms zo’n zware strijd dat mensen worden ontmoedigd om daar überhaupt aan te beginnen. Gemeenten moeten van deze ervaring leren en hands-on de mensen helpen die willen samenwerken hun buurt vorm te geven. Gemeenten moeten leren de gevoelens van saamhorigheid van mensen te koesteren en hun handelingsbekwaamheid als het gaat om het vormgeven van hun buurten te normaliseren.(109) Bovendien zouden steden als Amsterdam zelf kunnen overwegen de rechten van (delen van) de lokale natuur te erkennen of een aantal van hun belangrijkste instanties, zoals zoöps, waarin niet-menselijke belangen (en tevens de belangen van mensen elders) worden vertegenwoordigd, te herstructureren.
Wij hebben namelijk geconstateerd dat het bottom-up karakter van zowel de CLT als de zoöp zowel een kracht als een zwakte is. Terwijl de kracht ligt in hun unieke potentieel voor op waarden gebaseerde juridische innovatie, ligt de zwakte in de beperkte invloedssfeer van elk particulier initiatief en de afhankelijkheid van steun van publieke partijen. Als de gemeente Amsterdam haar eigen donut-strategie serieus neemt, zou zij dus de innovatieve veranderingen van private partijen moeten erkennen, ondersteunen en hun inzichten verspreiden. Zo kan de stad ook mensen buiten haar grenzen inspireren tot een ecologisch duurzame en sociaal rechtvaardige manier van leven.

 


Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de Erasmus Law Review website in 2022.
www.erasmuslawreview.nl/tijdschrift/ELR/2022/3%20(incomplete)/ELR-D-22-00036
All contributions published in Erasmus Law Review are licensed under the CC-BY-NC-SA license. Copyright is vested in the author.

 

Footnotes
* Wij danken Klaas Kuitenbrouwer voor het beschikbaar stellen van de juridische documenten van de zoöp en het beantwoorden van onze vragen, en Marjolein Smeele voor haar informatie over de ontwikkelingen rond de CLT’s in Amsterdam. Ook willen wij onze collega’s van ACT bedanken, met een speciaal woord van dank aan Marleen van Uchelen-Schipper, en de deelnemers aan het online seminar ‘Using the Law to Save the Planet’ van 20 mei 2022, met een speciaal woord van dank aan prof. Liesbeth Enneking. Tot slot willen we onze dank uitspreken aan de redacteuren van dit speciale nummer over inclusieve welvaart, Alessandra Arcuri, Lieselot Bisschop en Frank Weerman, en de anonieme reviewers van Erasmus Law Review voor hun constructieve feedback. Dit artikel bouwt voort op onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van het N-EXTLAW-project dat is gefinancierd door de Europese Onderzoeksraad (ERC) in het kader van het onderzoeks- en innovatieprogramma Horizon 2020 van de Europese Unie (subsidieovereenkomst nr. 852990). Wij danken de ERC en het onderzoeksproject Sustainable Global Economic Law (SGEL) van de UvA voor de financiële ondersteuning van ons onderzoek.

(1) Dit is inderdaad het doel van de Europese Green Deal, zie: Mededeling van de Commissie 11 december 2019, COM(2019) 640 final, ‘The European Green Deal,’ hier beschikbaar.

(2) Katharina Pistor, The Code of Capital – How the Law Creates Wealth and Inequality (2019).

(3) Ibid., pag. 6.

(4) Ibid., pag. 21.

(5) Zie ook de uiteenzetting over deliberatieve democratie in L. Burgers, ‘Should Judges Make Climate Change Law?’ 9(1) Transnational Environmental Law 55-75 (2020).

(6) K. Raworth, Doughnut Economics: Seven Ways to Think Like a 21st-century Economist (2017).

(7) Eric T. Freyfogle, ‘Taking Property Seriously,’ in David Grinlinton en Prue Taylor (eds.), Property Rights and Sustainability: The Evolution of Property Rights to Meet Ecological Challenges (2011), pag. 51.

(8) Kate Raworth, ‘Introducing the Amsterdam City Doughnut’ (2020), read.

(9) Ibid.

(10) Nicole Graham, Margaret Davies & Lee Godden, The Routledge Handbook of Property, Law and Society (2023), Introduction.

(11) Ibid.; Klaus Bosselman, ‘Property Rights and Sustainability: Can They Be Reconciled?,’ in David Grinlinton en Prue Taylor (eds.), Property Rights and Sustainability: The Evolution of Property Rights to meet Ecological Challenges (2011), pag. 42.

(12) Freyfogle, zie hierboven noot 7, pag. 52.

(13) Margaret Davies, Property: Meanings, Histories, Theories (2007), pag. 7.

(14) Prue Taylor en David Grinlinton, 'Property Rights and Sustainability: Towards a New Vision of Property', in David Grinlinton en Prue Taylor (eds.), Property Rights and Sustainability: The Evolution of Property Rights to Meet Ecological Challenges (2011), pag. 10.

(15) Margaret Davies, Lee Godden & Nicole Graham, ‘Situating Property within Habitat: Reintegrating Place, People, and the Law,’ 6(1) Journal of Law, Property, and Society 7 (2021); Freyfogle, zie hierboven noot 7, pag. 50.

(16) Freyfogle, zie hierboven noot 7, pag. 51.

(17) Ibid.

(18) Zie: Gemeente Amsterdam, ‘Eigendoms- en erfpachtkaart’ (november 2021), erfpachtlocaties.

(19) Art. 5:85 Burgerlijk Wetboek.

(20) Gemeente Amsterdam, Omgevingsvisie Amsterdam 2050 (2021), pag. 250.

(21) And The People, CLT Bijlmer, ‘Een Community Land Trust (CLT) in de Bijlmer – Whitepaper Betaalbaar wonen in verbondenheid met buurt’ (juni 2020).

(22) Pistor, zie hierboven noot 2, pag. 42-43.

(23) John Davis and the National Community Land Trust Network, ‘Roots of the CLT: Origins and Evolution of the Community Land Trust in the United States’ (4 hoofdstukken op YouTube).

(24) UK Housing and Regeneration Act 2008, artikel 79. Zie ook: Community Land Trust Network, ‘Legal Structures of CLTs,’.

(25) John Davis and the National Community Land Trust Network, zie hierboven noot 23.

(26) Matthew Thompson, Reconstructing Public Housing: Liverpool’s Hidden History of Collective Alternatives (2020); J.E. Davis, L. Algoed & M.E. Harnandez Torrales (eds.), ‘The Growth of Community Land Trusts in England and Europe’ (2021); SHICC, ‘Urban Community Land Trust in Europe – Towards a Transnational Movement’ (2020), SHICC, ‘Towards Stronger EU Support for Community Land Trusts’ (Policy Paper, december 2020), UK Community Land Trust Network, ‘Success Stories,.

(27) Gemeente Amsterdam, zie hierboven noot 20.

(28) Selma Zahirovic en Boudewijn Sterk, ‘De Bijlmer: Een Nederlandse aanpak van multiculturalisme’ (2007).

(29) Zie ook: Kadastrale kaart.

(30) Moses Alagbe (initiatiefnemer en bestuurslid van de CLT H-buurt) in deze video.

(31) CLT NL, ‘H-Buurt,’ www.communitylandtrust.nl/clt-hbuurt.

(32) And The People, zie hierboven noot 21, pag. 12.

(33) Als de woningen te koop zouden staan, zouden de bewoners een Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) vormen.

(34) Update verstrekt door Marjolein Smeele – vertegenwoordiger van Common City Development en adviseur in het platform CLT NL – in besloten communicatie (5 december 2022). Zie ook: CLT NL, www.communitylandtrust.nl/.

(35) And The People, zie hierboven noot 21, pag. 15.

(36) !Woon, 'Actieplan wooncoöperaties Amsterdam,’.

(37) CLT H-buurt, ‘Werkgroep – Cursus Zelfbouw,’. Zie ook: CLT-H Ledenplatform, ‘Woon Coop,’.

(38) Steffen Wetzstein, ‘The Global Urban Housing Affordability Crisis,’ 54(14) Urban Studies 3159 (november 2017).

(39) And The People, New Economy, and Space&Matter, ‘Co-operate – A Neighbourhood for Seven Generations,’ dia 28.

(40) CLT-H Ledenplatform, ‘FAQ,’..

(41) And The People, zie hierboven noot 39, dia 55.

(42) Ibid., dia 24.

(43) Ibid., dia 30.

(44) Ibid., dia 32.

(45) Ibid., dia 31.

(46) Europese Commissie, ‘In Focus: Energy Efficiency in Buildings’ (17 februari 2020),

(47) Europese Commissie, ‘Delivering the European Green Deal,’.

(48) Pistor, zie hierboven noot 2, pag. 24.

(49) Zo valt ‘Earth Overshoot Day’ elk jaar eerder: de dag waarop het hele koolstofbudget voor dat jaar al is gebruikt. In 2022 viel deze dag op 28 juli. Zie: www.overshootday.org/.

(50) Zie bijvoorbeeld: J.S. Dryzek en J. Pickering, De politiek van het Antropoceen (2018).

(51) Gemeente Amsterdam, ‘Amsterdamse Circulaire Strategie’ (2020), 10,

(52) Meer informatie is te vinden op Future Generations Wales

(53) Voor een overzicht van de beweging, zie: D.R. Boyd, The Rights of Nature: A Legal Revolution That Could Save the World (2017); L. Burgers & J. den Outer, Compendium Rights of Nature – Case-Studies from Six Continents (2021); A. Putzer, T. Lambooy, R. Jeurissen & E. Kim, ‘Putting the Rights of Nature on the Map. A Quantitative Analysis of Rights of Nature Initiatives across the World,’ 8 Journal of Maps 1-8 (2022).

(54) Zie ook: C.M. Kauffman en P.L. Martin, The Politics of Rights of Nature: Strategies for Building a More Sustainable Future (2021), pag. 7.

(55) Titel II, hoofdstuk 7 van de Grondwet van Ecuador. Aanhaling komt uit Art. 71.

(56) Ley 71 de 21 Diciembre 2010: Ley de derechos de la madre tierra, volledige tekst beschikbaar hier.

(57) Te Urewera Act 2014, Public Act, 2014, No. 51, datum van aanvaarding, 27 juli 2014, beschikbaar hier. Te Awa Tupua (Whanganui River Claims Settlement) Act 2017, Public Act 2017, No. 7, datum van aanvaarding, 20 maart 2017, beschikbaar hier.

(58) Hooggerechtshof van Colombia, 5 april 2018, beschikbaar hier; Constitutioneel Hof van Colombia 10 november 2016, Arrest T-622/16 (zaak Atrato River), Engelse vertaling door het Dignity Rights Project, Delaware Law School, beschikbaar hier.

(59) Zie bijvoorbeeld de bespreking van in de VS aangenomen lokale verordeningen in Kauffman en P.L. Martin, zie hierboven noot 54, pag. 163 e.v.

(60) De koloniale geschiedenis van dit specifieke geval is inderdaad uiterst interessant, maar is elders uitgebreid besproken en valt buiten het bestek van dit artikel.

(61) Ibid.

(62) B. Latour, We Have Never Been Modern (2012).

(63) Zie ook: A. Putzer & L. Burgers, ‘European Rights of Nature Initiatives,’ IACL-IADC Blog (2022).

(64) Hooggerechtshof van Colombia, zie hierboven noot 58.

(65) Ley 19/2022, de 30 de septiembre, para el reconocimiento de personalidad jurídica a la laguna del Mar Menor y su cuenca (‘Wet 19/2022 van 30 september 2022 tot erkenning van de rechtspersoonlijkheid van de Mar Menor lagune en haar stroomgebied’), beschikbaar hier.

(66) Voor meer informatie en de volledige tekst van de wet, zie: J. García Badía, ‘Así es el texto del Congreso que aprueba al Mar Menor como “sujeto de derechos”: 1.600 km blindados,’ El Español (2022).

(67) Zie ook: J.H. Murray, ‘Social Enterprise Innovation: Delaware’s Public Benefit Corporation Law,’ 4(2) Harvard Business Law Review 345-72 (2014).

(68) Volledige disclaimer: de afgelopen jaren heeft auteur [1] van dit artikel diverse brainstormsessies bijgewoond met de juristen die het zoöp-model ontwikkelden. Daar heeft zij ook persoonlijk enkele van de mensen ontmoet die de komende jaren hun organisatie willen omvormen tot een ‘zoöp,’ bijvoorbeeld het echtpaar dat de boerderij Bodemzicht is begonnen die in het onderstaande wordt besproken.

(69) In het bestuur van het Zoönomisch Instituutzitten op het moment van schrijven van dit artikel een ondernemer, een kunstenaar en een jurist (respectievelijk Ernestien Idenburg (voorzitter), Merel Willemsen en Margaret Sattya-Rose), maar er zijn geen formele voorwaarden om lid te worden van dit bestuur.

(70) In het bestuur van deze stichting zitten op dit moment ook Ernestien Idenburg en Merel Willemsen, samen met Sander Turnhout, een bioloog. Ook hier gelden geen formele eisen. Het is de bedoeling dat deze leden in 2023 worden vervangen.

(71) Het certificeringsdocument (hierna: Zoöp Certification) is niet openbaar gemaakt, maar is beschikbaar bij de auteurs van dit artikel.

(72) Art. 5.1 Zoöp Certification.

(73) Ibid., Art. 5.3.

(74) Ibid., Art. 5.5.

(75) Ibid., art. 5.13. Het Zoöp Manifesto is beschikbaar hier.

(76) Ibid., Art. 6.1.

(77) Ibid., Art. 6.3.

(78) Citaten ontleend aan Zoop model (het laatst bezocht op 18 augustus 2022), de website waarnaar de Zoöp Certification herhaaldelijk verwijst.

(79) Art. 5.8 Zoöp Certification. Zie ook hier.

(80) Ibid., Art. 5.12.

(81) Ibid., Art. 5.9.

(82) Ibid., Art. 5.10.

[83) Beschikbaar hier. Cursivering toegevoegd.

(84) De website van deze organisatie.

(85) Zie Zone2Source.

(86) Overeenkomstig de beschrijving hier.

(87) Zie Art. 5.6 Zoop Certification, waarin ook wordt verwezen naar jaarcyclus.

(88) Ibid.

(89) Ibid.

(90) Zie nu.nl voor meer informatie.

(91) Zie nu.nl.

(92) Zie nu.nl.

(93) Zie D. Solomon, J. Da Mosto, S. Young Han & R. Nollen, ‘Chapter 16: Radical Observation,’ in C. Nevejan, J. Da Mosto & H. AbiFarès (eds.) Cahier 2: Values for Survival, the Venice Exploratorium (2020) 165-79.

(94) Zoop

(95) Zoop

(96) Bodemzicht

(97) Zoals blijkt uit haar mediabibliotheek.

(98) Zie ook ZMF.

(99) ZMF

(100) Office of the UN High Commissioner for Human Rights, United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights – Implementing the United Nations ‘Protect, Respect and Remedy’ Framework (2011), beschikbaar hier.

(101) Pistor, zie hierboven noot 2.

(102) Zie ook: Davies, Godden & Graham, hierboven noot 15.

(103) Graham, Davies & Godden, zie hierboven noot 10.

(104) Zie ook: Davies, Godden & Graham, hierboven noot 15; Amelia Thorpe, ‘“This Land Is Yours”: Ownership and Agency in the Sharing City,’ 45(1) Journal of Law and Society 112 (maart 2018).

(105) Bronwen Morgan en Amelia Thorpe, ‘Introduction: Law for a new economy: Enterprise, Sharing, Regulation,’ 45(1) Journal of Law and Society 1 (maart 2018).

(106) Zie ook Thorpe, hierboven noot 104, pag. 115.

(107) Pistor noemt juristen inderdaad ‘de ware meesters van de code van het kapitaal’ vanwege hun invloedrijke rol bij de vormgeving van het recht dat kapitaalvorming mogelijk maakt; Pistor, zie hierboven noot 2, pag. 3, 158 e.v.

(108) Gemeente Amsterdam, zie hierboven noot 20.

(109) Zie ook het prachtige voorbeeld van Montreal, in Thorpe, hierboven noot 104, pag. 108.